Bel ons: 085-0110070

Dreumes van 1,5 - 2 jaar

Je dreumes van 1,5 - 2 jaar kan:

Motorisch

  • goed los lopen
  • zelf in een laag stoeltje gaan zitten
  • de trap op klimmen met hulp van de leuning
  • van een verhoging van 20 cm stappen
  • een bal vooruit schoppen
  • een aangespeelde ballon raken
  • een toren bouwen van 4 blokjes
  • bladzijden uit een boekje met 2 of 3 tegelijk omslaan

Sociaal-emotioneel

  • een speeltje achter zich aan trekken bij het wandelen
  • zelf zijn sokken uitdoen
  • helpen bij het uitrekken van zijn broek
  • zijn armen door de mouwen van zijn trui trekken
  • met een lepel eten, het knoeien wordt minder
  • kan een vork goed gebruiken
  • een glas met twee handen vasthouden
  • door een rietje drinken

Cognitief

  • nu voorwerpen vinden die uit het zicht zijn gehaald. Jouw dreumes kan nu bijvoorbeeld niet alleen een voorwerp vinden verstopt onder een doek, maar ook nog eens als het voorwerp verstopt is in een doosje onder het doek!
  • steeds beter problemen oplossen, doordat hij al beter in staat is van te voren een voorstelling in het hoofd te maken van een object of gebeurtenis (mentale representatie). Jouw dreumes hoeft dus nu minder te experimenteren met zijn gedrag om iets voor elkaar te krijgen en gaat echt al een beetje ‘plannen’.
  • alledaags gedrag van jouw als ouder of van vriendjes na gaan doen tijdens het spelen. Dit wordt ook wel ‘doen alsof spel’ , ‘rollenspel’ of ‘fantasiespel’ (‘make believe play’) genoemd.
  • nu niet alleen op juiste wijze het gedrag van jou als ouder imiteren, maar jouw dreumes is zelfs in staat een actie na te bootsen die nog niet volledig voltooid is! Bijvoorbeeld als jij als ouder probeert een fotolijstje rechtop te zetten, maar in de haast het lijstje toch weer om laat vallen. Een moment later zet jouw kind zelf het fotolijstje rechtop!
  • een idee of activiteit even stoppen om iets anders te doen om vervolgens weer verder te gaan.
  • eenvoudige instructies opvolgen en zich steeds beter herinneren wat hij moet doen.

Spraak en taal

  • zichzelf bij naam noemen
  • zinnen maken van twee woorden
  • eenvoudige opdrachtjes uitvoeren
  • plaatjes herkennen
  • een eigen taaltje gebruiken (vroem, vroem voor auto)
  • ongeveer 25 tot 200 woorden kennen
  • ontdekken dat alle voorwerpen een naam hebben